De rijadviezen zijn onderverdeeld in vier categorieën op basis van het (acute) effect bij het starten van een geneesmiddel. Dit effect wordt bepaald in een standaardrijtest, waarin wordt gemeten wat het slingergedrag is van een automobilist na inname van het geneesmiddel. Hierbij is uitgegaan van een normale dosering voor volwassenen bij de hoofdindicatie. De mate waarin het geneesmiddel de rijvaardigheid beïnvloedt, wordt weergegeven overeenkomstig de categorie-indeling die voortkomt uit het wetenschappelijk internationale Driving under the Influence of Drugs, Alcohol and Medicines-onderzoek (DRUID-onderzoek).
De invloed van rijgevaarlijke geneesmiddelen kun je vergelijken met de invloed van alcohol. De limiet voor deelname aan het verkeer is voor alcohol 0,5‰ (0,2‰ voor de beginnende bestuurder). Dat zijn 2 standaard glazen alcohol. 0,5–0,8‰ staat voor 2 tot 4 glazen alcohol. Voor medicijnen bestaat er geen vergelijkbare limiet.
Categorie 0
Geneesmiddelen uit categorie 0 hebben geen invloed op de rijvaardigheid. Bij twijfel vraag het je apotheker.
Categorie I
Geneesmiddelen uit categorie I hebben weinig invloed op de rijvaardigheid. De invloed op de verkeersveiligheid kun je vergelijken met een alcoholpromillage van minder dan 0,5 g/l (minder dan 0,5‰).
Categorie II
Geneesmiddelen uit categorie II hebben een licht tot matig negatieve invloed op de rijvaardigheid. De invloed op de verkeersveiligheid kun je vergelijken met een alcoholpromillage in het bloed van 0,5 tot 0,8 g/l (0,5–0,8‰).
Categorie III
Geneesmiddelen uit categorie III hebben een ernstige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid. De invloed op de verkeersveiligheid kun je vergelijken met een alcoholpromillage in het bloed van meer dan 0,8 g/l (meer dan 0,8‰).
De beroepsorganisatie voor apothekers, de KNMP, stelt de informatie vast en dus ook in welke categorie een medicijn valt. De KNMP actualiseert deze informatie regelmatig. Volgens de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) hebben artsen en apothekers de plicht om de patiënt in te lichten over mogelijke bijwerkingen van de voorgeschreven medicijnen en over mogelijke alternatieven. Het niet geven van deze informatie betekent dat huisarts en apotheker in gebreke blijven. Wanneer je als patiënt deze informatie hebt gekregen, ben je zelf verantwoordelijk voor de beslissing al dan niet brommer, motor of auto te rijden. Ook moet je jezelf afvragen of fietsen verantwoord is. De huisarts of apotheker is dan dus niet aansprakelijk voor de beslissing die je neemt op basis van de gegeven informatie.